Maar hij vergat haar te kussen
en toen hij het kasteel verliet was het stil
achter hem,
de lucht was grijs,
de rozenhagen hoog en stijf,
er scharrelden wat mussen rond,
maar hij had haast, wist niet waarom,
en toen iemand hem staande hield en vroeg
of het al donker was
wist hij ook dat niet
en zei dat het waarschijnlijk nog licht was
en dat hij het zelden mis had en reed toen door.
Thuisgekomen werd hij bestormd: ‘En?
Heb je haar gekust?’
‘Ach,’ zei hij, ‘dát ben ik vergeten,’ sloeg zich
voor zijn hoofd.
Maar toen hij terugkwam, spoorslags,
was het kasteel verdwenen, of was er nooit geweest,
en hij kwam niemand tegen, de geur van rozen
was hij kwijt.
– Toon Tellegen –