Heeft het leven zin?
Is dat een zinvolle vraag?
Voor sommigen waarschijnlijk niet. Zij stellen zich dit soort vragen niet en gaan gewoon verder met waar ze mee bezig zijn: het leven te leven.
Anderen vinden dit wel een zinvolle vraag. Nog anderen hadden er nooit bij stil gestaan, tot plotseling hun leven een wending nam. Of zelfs zonder wending kan het gebeuren dat ze zich opeens afvragen: is dit het nu?
Het leven is zinloos. Er is geen groter plan, geen doel. Er is geen God. En ook Darwin zegt dat het allemaal een kwestie van toeval is. Een toevallige mutatie, die zich heeft kunnen voortplanten en is kunnen overleven in een bepaalde omgeving. Een schitterend ongeluk, dat zijn wij.
Betekent dit dat de de evolutietheorie een fundamenteel, metatheoretisch kader biedt waarbinnen wij ten allen tijde moeten denken? Sommigen zeggen van wel. Het zou wetenschappelijk gezien fantastisch zijn, één theorie, één denkkader, waarbinnen alles netjes past. Zo fijn, zo rustgevend. Zo ordelijk. En wat niet echt kan verklaard worden, noemen we vrolijk een “neveneffect”.
Maar mogen we deze theorie dan niet meer fundamenteel bevragen?
Ik citeer even Marc De Kesel over het boek Illusies voor gevorderden, van Maarten Boudry:
Dat de evolutietheorie adequaat de ‘oorsprong van de soorten’ verklaart en zich bewijst als biologische theorie, wil nog niet meteen zeggen dat ze dat doet als culturele theorie en afdoende inzicht biedt in de manier waarop wij, modernen, ons gedrag zo sterk op verbeelding blijven afstellen, of we die nu uit Hollywood dan wel van bij de religieuze traditie vandaan plukken. Cultuur wordt geleefd door biologische wezens, zeer zeker, maar bieden biologische wetenschappen daarom een afdoende verklaring voor culturele fenomenen? Die vraag ‘ten gronde’ wordt door de filosofisch gevormde auteur simpelweg niet gesteld. En wanneer het biologische perspectief vandaag de dag zowel de menswetenschappen als de publieke opinie domineert, is dat niet ook en vooral omdat het wordt ingezet als ideologisch instrument? Ideologiekritische vragen als deze die peilen naar de politieke en culturele plaats van de wetenschappen, komen al helemaal niet aan bod in Boudry’s boek. Dat ‘waarheid’, zelfs als ze simpelweg waar is, toch ideologisch misbruikt en op nefaste wijze ‘illusoir’ ingezet kan worden, blijkt geheel aan de blik van de auteur te ontsnappen. Erg jammer voor een boek dat zijn lezer wil verheffen tot een ‘gevorderde’ in deze materie.
De auteur profileert zich als filosoof. Het komt me voor dat een filosoof die naam waardig toch een andere weg gaat. Hij of zij waagt zich aan een kritisch denken dat poogt niet uit te gaan van een waarheid (hoe onvermijdelijk – ik schreef haast ‘besmettelijk’ – dit uitgangspunt ook is), maar vanuit een vraagstelling met betrekking tot de waarheid, en er alles aan doet – denk aan Socrates – om in dit onhoudbaar ‘gevraag’ te blijven verwijlen.
Ook ik blijf koppig de vraag stellen die ik altijd stel: Is dat wel zo? TINA (there is no alternative) is niet waar. Meer nog, TINA duidt altijd op het ideologisch misbruiken van een waarheidsclaim, en dus op machtsmisbruik. Als je niet meer mag vragen of iets wel waar is, is er stront aan de knikker.
Ik stel de vraag naar de zin van het leven, niet alleen naar de “waarheid” ervan. Heeft het leven zin? De wetenschap heeft geen antwoord op deze vraag. En omdat God dood is, komt er van daarboven ook geen antwoord meer.
Toch blijf ik de nood voelen aan het stellen van de vraag naar de zin van het leven.
Enkel de filosofie blijkt over te blijven om over deze vraag na te denken. Filosofen als Albert Camus bevestigen het gegeven dat de wereld volledig zinloos is, maar accepteren niet dat het daarom ook zinloos moet zijn. Voor hen biedt het inzicht dat er geen vooraf gegeven essentie van mens en wereld is net de mogelijkheid om zelf deze zin te scheppen. Het is net in de daden van de mens dat hij aan zijn eigen leven betekenis kan geven. Volgens Camus zijn mensen fundamenteel irrationeel en is het menselijk lijden het resultaat van vergeefse pogingen door individuen om rede of betekenis in een redeloos en zwijgend universum te vinden.
Het universum, de wereld, de geschiedenis, de evolutie: ze zijn dus allemaal zinloos, zonder doel.
Toch kunnen we als individu betekenis geven aan ons eigen leven, zelf de zin ervan scheppen. In onze kleine, dagdagelijkse keuzes en daden.
Herman De Dijn beschrijft het als volgt:
Zinvolheid bestaat er duidelijk niet in een bepaald antwoord, bepaalde informatie te bezitten. Zinvolheid bestaat in een leven dat op een bepaalde manier beleefd wordt: wanneer wat men doet, wie men is, als ‘in orde’ wordt ervaren. Zin is nauw verwant met geluk: als we zin ervaren, lijkt het erop dat, al was het maar voor één moment, de dingen en ons leven ‘klikken’. En dat is verwonderlijk en heerlijk tegelijk.
De zinvraag, het overweldigend zich opdringen ervan, lijkt een recent fenomeen te zijn. Het filosofische probleem van de zin van het leven is van recente datum, in tegenstelling met de vraag naar het goede leven. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat in een traditionele maatschappij zin veel vanzelfsprekender was. De orde waarin het eigen leven een relevante plaats vond lag vast, en aan elke positie waren wel waarden en fierheid verbonden. Vandaag kunnen we alles bereiken, maar net daarom weet niemand nog wat echt de moeite waard is. Een diepe ontevredenheid kan gepaard gaan met ‘alles’ hebben. Maar je weet niet ‘waarom’ je er bent, tot je de context vindt die al wat je doet betekenis geeft. Vaak gaat het om een element waarvan je niet beseft dat je het zocht, tot het er is. Wittgenstein zegt terecht: een antwoord vinden op het probleem van de zin van het leven bestaat erin een dergelijke manier van leven te vinden dat het probleem verdwijnt.
De zin van het leven lijkt erg op de zin van een gedicht of vers. Een prachtig vers lijkt iets onzegbaar rijk uit te drukken. De betekenis, de zin komt tot stand door het ‘klikken’ van de woorden (en de klanken), bestaat bij de gratie van dat klikken. Wanneer we de boodschap letterlijk proberen weer te geven, gaat de rijke zin verloren. Zo is het ook met de zin van het leven. Hij bestaat slechts in een soort klikken van beleefde betekenissen en niet in een neutraal vast te stellen betekenis of bedoeling.
Dit is geen herleiding van de zin tot iets puur subjectiefs. Wie het gedicht verstaat, is ervan overtuigd dat ook anderen de rijkdom kunnen vinden; hij is er echt. Tegelijk beseffen we: we hebben de zin ontvangen, van de muze. Hij is nooit louter ons werk. Zingeving is een verkeerd woord. Zinvinding zou beter zijn. Alleen kan men blind of doof worden voor de zin. De zin is kwetsbaar, vergankelijk als het ware.